Terug naar overzicht

Jaargang 17, 2013 - nummer 2


Artikelen

Baars, S. van, Bautista, M., Becker, R. (2013): De Luxemburgse bodem en de zwakke Rhät klei. Geotechniek 2013, nr. 2, p38.

Luxemburg kent zeer interessante, zwakke en problematische bodemsoorten zoals de zwellende gips, de gelaagde schist van Wiltz en vooral de zwakke Keuper-Rhät-klei. Die laatste komt als een dun laagje in een groot deel van het land aan de oppervlakte. Ongeveer 2/3de deel van alle grondafschuivingen spelen zich hier af. Vandaar dat besloten is om de Rhät-klei te onderzoeken. Uit triaxiaalproeven die in het geotechnisch laboratorium van de Universiteit van Luxemburg gedaan zijn, blijkt dat deze klei een zeer kleine hoek van inwendige wrijving heeft en daardoor tot de zwakste kleien ter wereld gerekend mag worden.


Brassinga, H., Dalen, J. van (2013): CUR Richtlijn 247: Risico gestuurd grondonderzoek, van planfase tot realisatie. Geotechniek 2013, nr. 2, p10.

Momenteel ligt CUR Richtlijn 247 bij de drukker. In deze richtlijn is een methodiek omschreven om risico gestuurd te komen tot een grondonderzoek, waarbij bovendien onderscheid wordt gemaakt naar verschillende projectfasen. De genoemde projectfasen variëren hierbij van initiatieffase tot Uitvoeringsontwerp. Tevens is de rol van zowel opdrachtgever als opdrachtnemer aangegeven per projectfase, waarbij onderscheid is gemaakt naar verschillende contractvormen.

Op basis van de omschreven methodiek is bovendien een uitwerking gegeven voor een groot aantal typen civieltechnische projecten. In dit artikel wordt een uiteenzetting gegeven van de methodiek waarmee het grondonderzoek kan worden opgezet door het identificeren van geotechnische risico’s in een project en de wijze waarop hiermee in alle fasen van het project kan worden omgegaan.


Duskov, M., Plagmeijer, A., Uil, M. den (2013): Lichtgewicht snelwegverbreding met verticale zijwand van A76 op ingekort talud met keerwand. Geotechniek 2013, nr. 2, p54.

Dit artikel gaat over de voor de Halftime Award genomineerde licht­gewicht snelweg­verbreding met verticale zijkant bij het knooppunt Kerensheide. Het des­be­tref­fende wegvak van de A76 ligt op een hoogte van 4 m boven een ingekort talud tussen twee kunst­werken. De ontwerpoplossing mocht de stabiliteit van het huidige talud niet verslechteren en moest tegelijkertijd voldoende ruimte creëren voor de ge­plande snel­weg­ver­bre­ding. Daarnaast mocht het weglichaam geen invloed hebben op een te kruisen hoge druk gasleiding. Deze complexe rand­voorwaarden hebben ertoe geleid dat voor de eerste keer in de Nederlandse ingenieurs­praktijk een snelweg­op­hoging is gerealiseerd met EPS-blokken met een rechte zijkant. De toe­ge­paste ont­werpmethode vereist weliswaar specifieke ex­per­tise maar heeft als voordelen ruim­te­be­sparing, kostenef­fec­tiviteit, stabiliteittoename, zetting­mini­ma­lisering en zeer korte bouw­tijd.


Heemstra, J. (2013): Deel IV in de kleine serie: Wat kunnen wij nu nog van Keverling Buisman leren Met Buisman naar de isotachen. Geotechniek 2013, nr. 2, p30.

Buisman was de ontdekker van het seculair of “eeuwige” effect, de vervorming die optreedt wanneer na een belastingverhoging de wateroverspanningen in de grond verdwenen zijn (kruip). Dat seculair effect verloopt evenredig met de logaritme van de tijd. Het is dan per definitie nul als de tijd gelijk is aan 1 (dag).

Vaak wordt er gerekend met het secundair effect. Dit lijkt veel op het seculair effect, maar het is toch iets anders. Het seculair effect beschrijft superponeerbare verschilvervormingen bij belastingveranderingen (kruipverschillen), het secundair effect beschrijft daarentegen de vervormingen (kruip) zelf.

Buisman werkte met een lineaire relatie tussen spanning en vervorming. Door nu Buismans formule te combineren met secundaire kruip en zijn formules om te zetten in een logaritmische spannings-rekrelatie zijn we al bijna bij de, vaak als zo moeilijk ervaren, isotachenmethode. Het wordt dan ook mogelijk de op een lineair spannings-rekmodel gebaseerde consolidatietheorie van Terzaghi op een andere manier toe te passen. Het isotachenmodel wordt hierdoor juist voor de man uit de praktijk beter te doorzien en de kracht ervan beter te begrijpen. Voor een eigenschap die ook bij toepassing van het isotachenmodel bij kleine spanningen nog vaak problemen geeft, gaf Buisman de oplossing al.


Schippers, R.O., Brouwer, R.W.R. (2013): De nieuwe Ramspolbrug op open stalen buispalen. Geotechniek 2013, nr. 2, p.22.

Op 29 november 2012 is de eerste energieneutrale brug van Nederland geopend door minister Schultz van Haegen. Voor de nieuwe Ramspolbrug heeft Volker InfraDesign binnen het Infrateam N50 Ramspol onder meer het ontwerp van de brugfundatie verzorgd. Maar liefst 8 van de 12 tussensteunpunten zijn uitgevoerd met open stalen buispalen. Bij dit project is er volop discussie gevoerd over heien dan wel intrillen van de stalen buispalen in relatie tot de kans op plugvorming en het draagvermogen. Bij de pijlers met nummer 5 en 11 zijn controlesonderingen uitgevoerd, aan zowel de buitenzijde als binnenin de buizen, om de mate van opspanning te kunnen kwantificeren. Dit artikel beschrijft de resultaten en de conclusies die hieruit zijn getrokken. Het vormt een interessante aanvulling op het recent verschenen artikel “Effect installatiemethode van open stalen buispalen op de conusweerstand” door Jacobse en Van Dalen in Geotechniek 2012-4.


Linthof, T., Duijnen, P. van, Brok, C., Eekelen, S. van (2013): Realisatie Rijksweg 74 Venlo - Deformatiemetingen unieke tien meter hoog gewapende grondwand. Geotechniek 2013, nr. 2, p46.

In de onlangs in gebruik genomen Rijksweg A74 is succesvol een viaduct gerealiseerd, gefundeerd op hoog gelegen landhoofden op gewapende grond. De grote vrije hoogte van 10 m onder het brugdek in combinatie met de uitvoering van de landhoofden op een verticale gewapende grond wand is uniek.

Deformatiemetingen tonen aan dat de opgetreden vervormingen tijdens de bouw significant kleiner zijn dan dat vooraf was berekend. Controlemetingen en inspectie van het viaduct in de gebruiksfase vertonen geen merkbare (kruip-)vervormingen.


Zwanenburg, C. (2013): Monsterverstoring, de laatste onbekende schakel? Geotechniek 2013, nr. 2, p14.

In de conclusies van een workshop, getiteld: van grondonderzoek tot gerealiseerd project, kwam een merkwaardige paradox naar voren. Enerzijds worden strenge eisen gesteld aan het geotechnisch ontwerp van met name grote projecten, terwijl er anderzijds weinig aandacht lijkt voor de kwaliteit van monsters waarmee in het laboratorium de geotechnische parameters worden bepaald. De CUR commissie Kwaliteit van Grondonderzoek wil op termijn komen tot een objectieve kwaliteitskenmerk. Een eerste stap in dit proces is een vergelijking tussen de verschillende boortechnieken die voor de dagelijkse praktijk beschikbaar zijn. Dit artikel geeft een toelichting op de keuzes die door de commissies gemaakt zijn bij het opstellen van het onderzoeksplan voor deze eerste stap.